Het was in het jaar 1852 dat de broers Alfred en Piëch Gügel de laatste hand legden aan wat zij noemden hun Suchmaschine. Het apparaat, niet veel groter dan een attachékoffer, had het vermogen middels een ingewikkeld mechaniek een rangschikking te maken van de dan aan het apparaat bekend zijnde informatie wanneer het werd ondervraagd over bijvoorbeeld ijsvogels of de Slag om Grolle. Tot dan toe bestond een dergelijke rangschikking enkel in stoffige indexen in kelders van grote neogotische gebouwen even buiten de stad of in de hoofden van een geleerde emiritus, maar betrouwbaar en compleet waren die indexen zelden.
Natuurlijk was het door het net ontluikende netwerk van telax-verbindingen dat informatie op deze schaal verzameld en gedistribueerd kon worden, dat de gebroeders er überhaupt van dromen konden om, zoals zij dat zelf wat hoogdravend omschreven, die Informationen der Welt zu organisieren und universell zugänglich und nützlich zu machen. Maar hoogdravend als het toen geklonken mocht hebben, terugkijkend kunnen we enkel concluderen dat de broers zeer goed in hun missie zijn geslaagd.
Nu wil het dat soms in de geschiedenis genie en boerenslimheid samengaan. Zoals dat niet kon worden gezegd van de schlemiel die als geen ander doorzag wat de aard en potentie was van elektriciteit, maar niet bij machte was om daar zelf enige rijkdom om geluk aan te ontlenen, zo slaagden de gebroeders Gügel erin om ten volle de vruchten te plukken van hun vinding. In de mate waarin het alle informatie in de wereld nuttig maakte, maakte het zich niet in de laatste plaats nuttig voor Alfred en Piëch.
Een volgende keer zullen we lezen hoe precies de broers zoveel profijt konden hebben van hun Suchmaschine en alles wat daaruit voortvloeide, en ontmoeten we nog enkele andere karakters die een voorname rol speelden bij de totstandkoming van hetgeen we later leren kennen als Gügel en nog iets later als Omega.